DEN HAAG – Ruim vijfendertig jaar was het een begrip in de wijk Rustenburg: Bakkerij Utermark aan de Hoenderloostraat. Chris Utermark Sr. Opende zijn winkel bij de oplevering van deze wijk in 1932 en sloot hem, bij gebrek aan opvolging, in 1970. “Het bakkersvak was in die tijd héél hard werken voor héél weinig geld”, vertelt bakkerszoon Chris Jr. bij een terugblik op zijn jeugdjaren.
Het is december 1926 als de dan bijna 21-jarige Chris Utermark (sr.) vanuit het Rooms Katholieke weeshuis in Den Bosch zijn intrek neemt bij de Haagse Wout den Houdt, die een bakerzaak bezit aan de Mezenlaan in Den Haag. Hij werkt er tot 1932, om daarna met zijn kersverse echtgenote te verhuizen naar de nieuwbouwwijk Rustenburg – Oostbroek, waar een ruimte vrijgekomen is voor een bakkerij. “Als goed Katholiek gezin hadden ze binnen vijf jaar al vijf kinderen, waarvan ik de oudste ben”, grapt de inmiddels 85-jarige Chris Utermark junior, om daarna op ernstiger toon verder te gaan: “Het was een moeilijke tijd. Het was het begin van de crisisjaren en er heerste een moordende concurrentiestrijd. Behalve de bakkerij van mijn ouders was er de keuze uit Hus, Lensvelt Nicola en de winkel van Willems. Die zaten allemaal in deze wijk. Daarnaast stond mijn moeder die eerste jaren geregeld hoogzwanger achter de toonbank. En zo’n gezin dat steeds groter wordt, is enorm hard werken!”
In 1943 wordt de bakkerij op last van de Duitse bezetter gesloten. De winkel mag open blijven, maar het voor de winkel bestemde brood moet, met oog op de centrale kolendistributie, vanaf dat moment worden gebakken bij één grote bakkerij aan de Koningstraat. Het eindproduct moet vervolgens vanaf dit punt naar de Hoenderloostraat worden vervoerd. “Dat deden mijn neef en ik samen”, herinnert Utermark zich. “Dat was nog heel gevaarlijk werk voor twee jongens van elf en dertien, want je liep de kans dat men onderweg zo’n bakkerswagen probeerde om te kiepen. De mensen kregen in die tijd nauwelijks te eten, alles was op de bon. Ik heb gelukkig zo’n overval nooit meegemaakt, maar we werden er wel voor gewaarschuwd.”
Mijn vader werkte hard, maar het eindresultaat zag hij nauwelijks uitgedrukt in cijfers. Die werden bijgehouden door mijn moeder.
Na de oorlog bloeit de bakkerszaak op. Ieder gezinslid draagt, waar het kan, een steentje bij in de winkel en voor de bakkerij wordt van buitenaf een vaste medewerker aangetrokken. “Die groeide in de loop der jaren uit tot een extra gezinslid”, aldus Utermark. “Ik kan me zelfs herinneren dat hij ons af en toe naar school bracht.” Terwijl Chris Utermark senior elke ochtend voor dag en dauw opstaat om de ovens op te stoken, doet zijn echtgenote de administratie voor het bedrijf en onderhoudt de contacten met vertegenwoordigers en leveranciers. “Mijn vader had het daar wel eens moeilijk mee”, vertelt Chris junior. “Hij werkte hard, maar het eindresultaat zag hij zelf nauwelijks uitgedrukt in cijfers. Die werden bijgehouden door mijn moeder.”
In 1960 komt de eerste klap voor de bakkerij. De medewerker die vijftien jaar eerder van buitenaf werd aangenomen, komt om bij een zwemongeluk. Het is Wout, de tweede zoon in het gezin Utermark, die op dat moment besluit zijn vader in de Hoenderloostraat te gaan helpen. “Dat ging vijf jaar goed”, aldus Chris jr. “Even was er zelfs sprake van dat hij de zaak zou overnemen, maar op een beste dag kwam hij met een meisje thuis, met wie hij op den duur toch wel een gezin wilde gaan stichten. In die tijd had je als middenstander nog geen recht op kinderbijslag en zodoende besloot hij uiteindelijk bij Van Kempen op de Eerbeeklaan in loondienst te gaan.”
Het is jongste broer André die daarop besluit zijn vader bij te staan, maar vier jaar later ziet ook hij zich geplaatst voor hetzelfde gezinsdillema als broer Wout in 1965. “Inmiddels werd ook de gezondheid van mijn vader minder”, herinnert Chris jr. zich. “Dat is ook niet verwonderlijk, want het was hard werken en de kosten van een groot gezin drukten duidelijk op zijn schouders. Zonder zicht op verdere opvolging en mét zicht op de verslechterde gezondheid van mijn vader, besloten mijn ouders begin 1970 de bakkerij te sluiten. Extra wrang is nog wel, dat juist op dat moment de tijd wat gunstiger werd voor banketbakkers. De oorlogstijd lag lang genoeg achter ons, de mensen kregen meer geld te besteden en daardoor steeg de aandacht voor banket. Mijn vader heeft daar niet meer van kunnen profiteren. Relatief kort na het sluiten van de winkel is hij in 1978 overleden.”
Wijs geworden door de ervaring van zijn ouders, besloot Chris junior al op jonge leeftijd dat het bakkersvak niets voor hem was. Hij ging studeren en werkte, na enige omzwervingen, vierentwintig jaar bij Staalbankiers. Wout volgde zijn oudste broer enkele jaren later in dezelfde bedrijfstak. André, de jongste telg van het gezin Utermark, zou nog enige jaren in loondienst blijven bij een banketbakker aan de Fahrenheitstraat, maar verruilde dit ambacht tenslotte voor een baan als trambestuurder bij de HTM.
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.