De verjaardagsvisite werd gevormd door een intiem, doch breed gezelschap. In de hoek van de kamer bogen oudere familieleden zich over de grootte van het pensioengat dat nog gaapt tussen wil en werkelijkheid, terwijl mijn zus en haar vriendinnen zich uitspraken over de ongemakken die hun leeftijdscategorie met zich meebrengt, zoals de aanstaande schoolkeuze van hun bijeen geworpen kroost.
Mijn zus bleek er het best vanaf te komen. Haar jongste besloot wijselijk het pad te volgen dat zijn oudere broer al voor hem geëffend heeft, wat hem, maar ook zijn ouders, een eindeloze rondgang rond de regionale scholengemeenschappen bespaart. “Mijn oudste dochter heeft een lijstje van vijf scholen”, zuchtte één van de vriendinnen. “En ze wil ze ook allemaal af. Aanstaande donderdagavond staat de eerste op het programma.” Verbaasd keek mijn zus haar aan. “Op een ávond?” De vriendin bevestigde met een hoofdknik. “Zo gek is dat toch niet?”, onderbrak ik de dialoog. “Jouw open dagen vielen ook ‘s avonds.” Mijn zus haalde haar schouders op. “Dat kan ik me niet meer herinneren”, concludeerde ze.
“Dat was toch het Grotius?”, vroeg onze moeder met gevoel voor nostalgie, want ze weet zelf ook heel goed dat haar voormalig Lyceum aan de Klaverstraat tegenwoordig vaart onder de vlag van het Segbroek College. “Jazeker! Je kwam zelfs je oude leraar Frans tegen”, vulde ik haar herinnering aan. “Was jij daar bij dan?”, klonk het nu uit de mond van mijn zus. “Dat niet”, ontkende ik, “maar juist daarom weet ik het nog zo goed.” Deze logica ontging mijn toehoorders volledig, waardoor ik mij genoodzaakt zag een blijkbaar uitgescheurde pagina uit het zondeboek van mijn jeugd terug in het collectieve geheugen te plakken.
Na enkele minuten doelloos bankhangen pakte ik de telefoon
Het was januari 1991 en de hierboven omschreven setting vormde het decor van mijn eerste eenzame avond in het ouderlijk huis. Een ontboezeming die menig bakfietsmoeder nu terstond rode uitslag bezorgt, maar voor onze generatie was zoiets, met een beetje burenhulp, heel normaal. Ik was acht jaar, mocht opblijven tot de rest van het gezin weer thuis zou zijn, maar de televisie bood weinig verstrooiing voor mijn jeugdige geest en onze stapel voorbespeelde videobanden had ik inmiddels wel gezien. Na enkele minuten doelloos bankhangen pakte ik de telefoon, want mijn tante was sinds kort in het bezit van een antwoordapparaat en dit principe fascineerde me enorm. Een paar keer luisterde ik haar welkomstboodschap af, sprak enkele woorden in op het bandje en eindigde met de mededeling dat terugbellen echt niet nodig was. Hierna vond ik dat er ook nog wel een belletje naar beide grootouders afkon en precies rond het tijdstip dat mijn opties uitgeput raakten, trad de rest van het gezin onze huiskamer weer binnen.
De gevolgen van mijn telefonische activiteiten openbaarden zich direct de volgende middag. De naschoolse begroeting van mijn moeder was niet zo hartelijk als ik van haar gewend was en de prangende vraag viel vrij direct: “Wat heb jij gisteravond allemaal uitgespookt?” Aangezien ik geen idee had door wie mijn moeder op de hoogte was gebracht, besloot ik alle drie de gesprekspartners op te biechten. Dat waren er twee te veel.
“De boodschapper bleek oma Tangel”, besloot ik mijn uiteenzetting. “Die wilde toch wel eens weten waar papa en mama de moed vandaan haalden om een jongen van acht de hele avond alleen thuis te laten.” Mijn moeder zuchtte. “Dát heb ik dan gelukkig verdrongen”, merkte ze op, waarna de vriendin van mijn zus haar telefoon van tafel pakte. “Ben je belangrijk?”, vroeg ik gekscherend. “Nee”, antwoordde ze kordaat. “Ik ga even een oppas regelen voor donderdag.”
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.