“Denk toch eens na voordat je iets zegt” is een levensles die mijn vader ons al sinds mijn prille jeugd probeert bij te brengen. Het is zijn stem in mijn hoofd die deze woorden vaak met oeverloos geduld herhaald. Vaak te laat, maar tóch…
“Wij kennen elkaar nog niet hè”, vroeg de langzwartharige jonge dame toen ik na mijn zomerreces de kantine van het werk binnenwandelde. Ik bevestigde ontkennend. “Eén van de nieuwe Teamleiders?” vervolgde ik op mijn beurt dit kat-en muis spel van vraag en antwoord. “Nee, stagiaire”, was haar respons. Op de vraag waar deze jonge deerne gestationeerd was, volgde een verrassend antwoord. “Ik zit voornamelijk achter de computer op kantoor. Ik ga écht geen vakken vullen of kaas snijden”. Nadat deze zinnen twee seconden de tijd nodig hadden om in te dalen, sneerde ik: “Jij wilt later zeker het management in?” Een Teamleider aan tafel grinnikte zacht, maar de stagiaire antwoordde bloedserieus: “Inderdaad!” Een oorverdovende stilte vulde onze kantine en aan de vlammende blik in haar ogen zag ik dat mijn gesprekspartner doorhad dat ze in de maling was genomen. Ik zette mij schrap voor een tirade over vooroordelen ten opzichte van managers en ambtenaren, maar het vuur in haar ogen doofde even snel als het opgelaaid was.
Een jaar eerder kwam ik er minder gelukkig vanaf. Tijdens een werkvergadering probeerde een collega uit te leggen waarom zij de taak die zij zichzelf gesteld had niet binnen de geplande deadline had volbracht; het was de afgelopen twee weken te druk en chaotisch geweest om haar ideeën te realiseren. Vol bravoure presenteerde zij ons “Plan B”: een andere collega zou onder haar supervisie alsnog worden belast met eerder genoemde taak en kreeg hiervoor maar liefst een kwart van de oorspronkelijke tijd toebedeeld. Met de zin: “Nu zoek ik alleen nog een vrijwilliger om dit alles op zich te nemen.”, besloot zij een gepassioneerd betoog. Het hierop uit mijn mond volgende “Nou, succes!” had niet meer welgemeend kunnen klinken, maar toch ontstak dit éne zinnetje een lont in het kruitvat van de Management Assistent naast mij.
Aan de vlammende blik in haar ogen zag ik dat mijn gesprekspartner doorhad dat ze in de maling was genomen.
Negen maanden opgekropte ergernissen werden op luid volume in rap tempo op mij afgevuurd. Waar anderen opbouwend werkten, zeikte ik alles af met mijn oeverloze stroom van ongenuanceerde meningen en niet onderbouwde kritiek. Verder verpestte ik eigenhandig de sfeer op mijn afdeling, nam ik mijn collega’s niet serieus en, misschien nog wel het ergste, ondermijnde ik het gezag van mijn superieuren. Hoewel ik mij niet volledig aan de indruk kon onttrekken dat mijn altijd professioneel handelende leidinggevende zich deze tirade geheel op persoonlijke titel liet ontvallen, voelde ik mij tóch even die kleine jongen van negen die op het punt staat door de boze meester uit zijn klas gestuurd te worden. Deze docent toonde echter genade, al werd mij wel te kennen gegeven dat het wellicht verstandiger was om de rondvraag deze keer aan mij voorbij te laten gaan…
Hoe anders verliep het twintig jaar eerder. Sinterklaas was net vertrokken richting Spanje en in de klas probeerde juf Inge onze jonge geesten rijp te maken voor Kerstmis. Haar voorbereiding was geen half werk: via herders die ‘s nachts naar engelengezang luisterden, loodste ze ons regelrecht naar het Kerstbestand van 1914. De moraal van haar verhaal: Kerst is Vrede op Aarde! Terwijl er een gelukzalige stilte over de klas neerdaalde, kwam mijn tot dat moment ongerepte geest in opstand tegen zoveel valsheid in gesproken woord. De eerder die week door mijn moeder gemaakte opmerking: “Ja, maar na Kerst slaan ze elkaar weer de hersens in!” werd onbarmhartig door mij het lokaal in geslingerd. Vanaf dat moment was de serene rust ver te zoeken en terstond bedacht juf Inge dat Kerst nog ver genoeg was om mij met luide stem de klas uit te zetten. De rest van de ochtend bracht ik door op de gang, waar ik mijn vader met oeverloos geduld zijn levensles hoorde herhalen…
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.