Arbeidsvreugde

Mijn neef werkt bij de Egbert Haan; een kleine kruideniersketen in het Zuidwestelijk deel van Noordoost Nederland. Doorgaans verricht hij zijn werkzaamheden in de keldergewelven van het eens zo statige warenhuis “Het Wespennest”, maar enkele maanden geleden werd zijn dringende assistentie voor enige weken verzocht bij een filiaal in zijn woonwijk Zuidbos.

Wat ten grondslag had gelegen aan zijn tijdelijke overplaatsing wist hij niet exact, maar uit de wandelgangen vernam hij dat het iets moet zijn geweest met twee ambtgenoten die de opdracht “strings sorteren in het telkantoor” te letterlijk hadden opgevat. De filiaalmanager, live geconfronteerd met bewakingsbeelden die niet zouden misstaan op tv kanalen van bedenkelijk allooi, besloot daarop tot de directe verbanning van het met een Onbepaalde Tijdcontract gezegende kassa lid. Zijn protegé kwam echter, ondanks haar actieve benadering van deze terminologie, niet door haar proeftijd en verliet onmiddellijk het bedrijf. Het was deze lege plek op het nest die mijn neef tijdelijk diende in te nemen.

Het kassapark van filiaal “Zuidbos” werd gerund door mevrouw Vreugdepeer, een vroeg grijzende dame van begin vijftig, die haar afdeling met een op Victoriaanse tucht gestoelde controle door de dag sleepte. Het fanatisme waarmee zij de Heilige Handboeken van Egbert Haan tot op de komma letterlijk interpreteerde, was berucht binnen het bedrijf. Het was voor mijn neef dan ook geen enkele verrassing een vijandige confrontatie met zijn meerdere al voor zijn eerste koffiepauze tot een voldongen feit te mogen rekenen.

Reeds bij zijn tweede klant was het raak. In de bruingekrulde, slanke jonge deerne welke voor zijn afrekenplek verscheen, herkende hij de gelaatstrekken van een klasgenote uit zijn basisschoolperiode. Bij het noemen van zijn naam bleek de herkenning wederzijds, en de korte tijd die twee mensen samenbrengt tussen het scannen en afrekenen van boodschappen, benutten zij voor het uitwisselen van enkele gezamenlijke jeugdherinneringen. Mevrouw Vreugdepeer sloeg het tweetal vanuit haar observatiepost boven het kassapark gebiologeerd gade en was er na vertrek van de cliënte als de kippen bij om mijn neef over deze gebeurtenis te ondervragen. “Je weet toch dat het verboden is om bekenden aan de kassa te helpen?” beet ze hem toe en besloot haar korte bezoek met de plechtige belofte om van dit voorval een dossiernotitie te maken.

Waar een weldenkend mens onder deze omstandigheden het weloverwogen besluit neemt mevrouw Vreugdepeer in haar eigen compote te laten inkoken, is mijn neef, naar ik vrees, een idealist tot in de kist. Met de overtuiging dat er een gegronde reden moest zijn voor het vijandige gedrag van zijn tijdelijke leidinggevende, hervatte hij een traditie waar zijn collega’s al vele jaren geleden mee waren gestopt: iedere ochtend bracht hij een beleefde groet aan mevrouw Vreugdepeer in haar observatiepost. Hoewel deze geste aanvankelijk nog wat onwennig werd beantwoord, bleek de vroeg grijze dame bij het aanbreken van de eerste herfstdag in dat jaar toch gevoelig voor een praatje over de plotselinge verandering van het weerbeeld.

Het één leidde al spoedig tot het ander. Een vriendelijk praatje op de jaarlijkse Kerstborrel mondde uit tot een invitatie op Facebook. In de winter dronk het tweetal na werktijd af en toe een kopje thee bij de regionale cafetaria en de warme lentedagen schopten het tot een heus etentje buiten de deur. Het is een bizarre vriendschap, waarop zowel in professionele kringen als binnen de familiesfeer besmuikt wordt gereageerd.

“Hoe is het nu met mevrouw Vreugdepeer?” knipoogde ik vorige week naar mijn neef op een familiefeestje. Het antwoord dat hij gaf deed de aanwezigen in de kamer zwijgen. “Die zie ik niet meer”, vatte hij de situatie droogjes samen. In de stille kamer stond hij op, schonk zichzelf een Bacardi cola in en vervolgde: “Vorige week kwam ze langs in mijn filiaal. Héél gezellig! Ze mengde zich tussen de klanten in mijn rij en begon een praatje. Na het scannen van de derde serie boodschappen kwam ik erachter dat zíj die derde klant was. Dus toen ze me vroeg hoeveel het totaalbedrag was, zei ik: “niets” en belde naar de balie voor een transactieannulering. Ze keek me een beetje sullig aan en toen zei ik kalmpjes: “Sorry, ik mag geen bekenden helpen aan de kassa. Dat staat heel duidelijk in de Heilige Handboeken van de Egbert Haan!” Even was ze stil, toen verschoot haar kleur van wit naar rood en dáárna trachtte ze “vuile smiecht” te stotteren, maar ze kwam niet verder dan de eerste lettergreep van het tweede woord”.

Nadat alle aanwezigen in de kamer waren uitgelachen, vroeg ik mijn neef: “Heb je daarna eigenlijk nog iets van haar gehoord?” “Nope”, antwoordde hij stellig. “Maar nog diezelfde middag had ze me ontvriend op FaceBook!” “Dat méén je niet!” zei ik. Hij glimlachte flauw en richtte zijn blik vrijwel direct weer op de mijne. “De waarheid is soms gekker dan jij hem kan verzinnen”. Hij knipoogde en nam een slok van zijn welverdiende Bacardi cola…

Leave a reply