Mijn vrouw snurkt. “Niet mijn probleem” hoor ik u nu denken, en daarmee zit u op dezelfde golflengte als mijn vrouw. Zij voert ter verdediging van deze stelling het excuus dat haar gesnurk zich uit tijdens haar onderbewustzijn. Zodoende kan zij er dus niets aan doen. Dat ik door deze vorm van echtelijke geluidsoverlast de slaap maar moeizaam vat, is in haar visie een uitdaging die ik, om bovengenoemde reden, zelf dien op te lossen. Ja, Wim Kan zei het al: “Er zit ergens een denkfout, maar haal hem er maar eens uit”.
Gelukkig blijkt er voor mensen die lijden onder andermans overmodulatie een breed assortiment herriestoppers beschikbaar, dat varieert van de welbekende wasbolletjes, tot luguber ogende miniatuur cocktailprikkers, waaroverheen beurtelings drie rubberen schijven zijn geplaatst, welk geheel in één vloeiende beweging in het oor dient te worden geschoven. “Werkt dat ook echt?”, vroeg ik de audicien weifelend. “Je hoort niets meer!”, verzekerde hij me met een brede verkopersglimlach.
Hij had geen woord te veel gezegd. Nadat de herriestoppende cocktailprikkers geruisloos mijn oren in gleden, zonk ik enige minuten later weg in een muisstille droomwereld. De volgende zondagochtend ontwaakte ik, fris verkwikt, in een oase van stilte. De oversized oordoppen deden hun werk geweldig. Zo goed zelfs, dat verwijdering ervan nog steeds geen enkel geluid tot mijn trommelvliezen liet doordringen. En dát had de audicien er niet bij verteld. Heel veel waterstralen, heen en weer wrijven, wroeten en het uiteindelijk (door de huisarts zo verfoeide) roeren met een wattenstaafje, bracht mijn rechter oor ertoe dan toch enige geluidstrillingen op te vangen. Mijn linker oor bleef echter halsstarrig weigeren.
Met het goede oor aan de hoorn, belde ik de volgende ochtend mijn huisarts op. Daar ik niet klonk als een spoedgeval, kon ik de eerstvolgende donderdagmiddag terecht. “Is er in de tussentijd misschien nog iets dat ik zelf kan doen?”, vroeg ik de assistente. “Nee, doet u alstublieft niets!”, klonk het bijna gebiedend aan de andere kant van de lijn. Daarna, op meer bezorgde toon: “Het gaat tenslotte om uw gehoor.”
Vier dagen later staarde de huisarts in mijn linker oor. “Hier zie ik duidelijk een blokkade. Ik zal de assistente zo vragen om daar wat aan te doen. Heeft u de afgelopen dagen nog gedruppeld met slaolie?” Na het telefonisch consult van maandagochtend, was dit een vraag die ik niet zag aankomen. “Nee”, sprak ik dan ook naar waarheid. “Op advies van uw assistente juist niet”. De dokter keek bedenkelijk. “Tja, dit kon zij natuurlijk ook niet weten”, besliste de arts. “Dat wordt dan drie dagen druppelen en maandagochtend terugkomen.” Ik besloot tot een tegenbod. “Kunnen we niet gewoon alsnog een poging wagen?” De dokter schudde resoluut haar hoofd. “Ik denk niet dat mijn assistente daar nu nog tijd voor heeft”, antwoordde ze. “Tijd was dertig seconden geleden anders het probleem nog niet”, reageerde ik feller dan mij doorgaans gewoon is.
Toch was het deze reactie die mij uiteindelijk in het kamertje van de assistente bracht. Enkele minuten later keek ik vol ontzag naar een metalen bakje waarvan ik, voor behoud van uw geestelijk welzijn, de inhoud niet zal omschrijven. De eerstvolgende nacht deed ik geen oog dicht, maar zelden klonk het gesnurk van mijn vrouw me zo dierbaar in de oren…
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.