Extaseflirt

Vriendin Wendy is verhuisd. Sinds enkele weken bewoont zij een prachtvolle parterre in een rustige volkswijk, wat in schril contrast staat met de rumoerige locatie van haar vorige etage aan de Visbanken. Het grootste deel van onze vriendschap resideerde ze echter in een studentenhuis aan het eind van de Obrechtstraat, waar de bewoners elk weekend wel aanleiding vonden voor een feestje, zonder dat men keek op een introducé meer of minder.

 

Met deze wetenschap in het achterhoofd gaan mijn collega’s Anja, Antonio, Manuel en ik tien jaar geleden dan ook gretig in op Wendy’s uitnodiging om het Valentijnsbal van haar studentenhuis mee te vieren. Dat onze regelmatige aanwezigheid in de voorgaande maanden al aardig ingeburgerd raakt, merken wij als enkele minuten na binnenkomst een krullerige blondine op ons afstapt, die met zuidelijke tongval over de housemuziek schreeuwt: “Ik ben Jessie. Jij bent Toon, jouw naam was Manuel, jij heet Anja, maar jij…” Met wijd open ogen staart ze in mijn richting. “Heb ik dan zo weinig indruk gemaakt?” roep ik in een onbeholpen poging de stilte met humor te weren. Het antwoord van Jessie beperkt zich tot een koele blik, waarna zij haar hoofd weer tot Manuel wendt en opmerkt: “Hij praat wel, maar ik versta écht niet wat hij zegt”. Deze aanval op mijn articulatie komt ook voor mijn collega zo onverwacht, dat deze zich ter plekke in een slappe lachbui stort. De krullenbol overziet haar leeftijdsgenoten hoofdschuddend en excuseert zich met de mededeling dat ze elders nog wat wil bijkletsen met een andere kennis.

 

De lege plek die Jessie in onze kring achterlaat, wordt al snel ingenomen door een langbenige brunette, die zich na het noemen van haar naam laat ontvallen bedrijfswiskunde te studeren. “Waarom dat?” vraag ik nieuwsgierig. “Omdat ik mezelf niet voor de klas zie staan”, klinkt het kort en logisch. Exact hetzelfde argument had mij enkele jaren daarvoor weerhouden Frans te gaan studeren en het uitspreken van deze constatering blijkt zowaar de opmaat voor een spontaan gesprek. Deze opmerkelijke kentering in mijn tot dan toe chronisch desastreuze omgang met het vrouwelijk schoon ontgaat ook collega Anja niet, waarop zij besluit Toon en Manuel de dansvloer op te trekken. “Succes hè”, knipoogt laatstgenoemde daarbij net iets te opvallend.

 

Terwijl mijn collega’s zich laten meevoeren door de muziek, keuvelen de brunette en ik verder over wiskunde, relaties en omgangsnormen met je ex. Op het moment dat ons samenzijn zich echter buigt over de vraag of je altijd honderd procent zeker kan zijn van je geaardheid, worden onze uitgesproken gedachtesprongen ruw verstoord door een zekere Laurens. Deze huiscorpsbal, die al acht uur onafgebroken aan een bierinfuus zit en zich eveneens het leeuwendeel van de rondgaande XTC pot heeft toegeëigend, nestelt zich tussen ons in en slokt na een “waar waren wij ook alweer gebleven?” de volledige aandacht van mijn gesprekspartner op. “Dat is inderdaad een vasthoudend type”, vertrouwt Wendy me enkele minuten na mijn aftocht toe. “Bovendien hebben die twee een verleden samen, dus daar kom je moeilijk tussen.” Schouderophalend zeg ik weinig overtuigend: “Hoop doet leven.” Wendy glimlacht en probeert met “Ah joh, je was toch goed bezig!” het moreel weer op te krikken.

Net als ze aanstalten wil maken om door te lopen, valt het kwartje alsnog.

 

Mijn pijnlijke onderbuikgevoelens lijken twee maanden later, als Wendy 25 wordt en haar huisgenoten opnieuw redenen voor een feestje zien, tóch bewaarheid te worden. Het is net na middernacht als een bekende langbenige brunette mijn ooghoek passeert. “Hé, hoe gaat het nou met jou?” roep ik enthousiast. Haar voorhoofd fronst. Net als ze aanstalten wil maken om door te lopen, valt het kwartje alsnog. Ze neemt het kringetje collegiale vrienden eens goed in zich op en begint dan aarzelend: “Jij bent Toon, jouw naam was Manuel, jij heet Anja, maar jij…” Met wijd open ogen staart ze in mijn richting. Het is een Déjà Vu, doch met de verkeerde hoofdrolspeelster. Manuel denkt blijkbaar hetzelfde, want hij stort zich ter plekke in een onbedaarlijke lachbui.

 

In een poging het ongemak om te zetten naar iets positiefs, besluit Antonio eigenhandig de studente bedrijfswiskunde uit te nodigen voor mijn verjaardag. “Oh, dan kan ik niet”, klinkt het koeltjes na het horen van de datum. “Lijkt het je dan misschien leuk om een keer iets te gaan drinken met ons vieren? Of met Wendy erbij, natuurlijk”, probeert Toon opnieuw. “Ik weet niet of dat zo’n goed idee is”, klinkt het retorisch. “Met Marc alleen dan?” persisteert Toon. “Geef die jongen je nummer en dan regelen we een date.” Nu wordt het ongemakkelijk. “Ik vrees dat dit een gepasseerd station is”, merk ik eufemistisch op. Toon weet echter niet van opgeven, kijkt de brunette aan en vraagt op de vrouw af: “Is Marc geen leuke jongen dan?”

 

Even overweeg ik me aan dit gênante gesprek te onttrekken en ook de jonge deerne, waarmee het twee maanden geleden nog zo ongedwongen klikte, weet nu van schaamte niet meer waar ze moet kijken. “Hé, even centraal, ik praat tegen je”, roept Toon, als hij merkt dat hij het oogcontact kwijt is. De brunette schudt haar hoofd en excuseert zich vervolgens met de mededeling dat ze elders nog wat wil bijkletsen met een andere kennis. “Lekker bezig Toon”, plaagt Manuel als de langbenige studente uit het zicht verdwenen is. “Ah joh, dat meisje was toch niks voor hem”, concludeert de aangesprokene, terwijl hij in mijn richting knikt.

 

Tien jaar later heeft vriendin Wendy, na vele omzwervingen, het studentehuis aan de Obrechtstraat ingeruild voor een prachtvolle parterre in een rustige volkswijk, maar stiekem hoop ik dat ze afziet van de geplande housewarming. Hoewel, na al die tijd herkent die langbenige brunette me vast niet meer…

Leave a reply