“Maar hoe vooraan is vooraan?”, vroeg mijn tante, terecht, argwanend. “Eh, tja, héél erg vooraan”, stamelde ik naar waarheid. “Ja, ja”, hoorde ik aan de andere kant van de lijn. Het nieuws moest duidelijk even indalen. Voor de zekerheid herhaalde ze nog één keer de boodschap die ze meende zojuist gehoord te hebben: “Dus 27 december zitten wij op de eerste rij bij Sjaak Bral?” Ik antwoordde bevestigend. “Maar vind je dat nou wel verstandig?’, klonk het op moederlijke toon. “Ah joh, dat valt allemaal wel mee”, verzekerde ik haar. “Zolang we ons maar rustig houden, is er niks aan de hand!”
Ik kon het weten. In het vroege voorjaar van 2003 presenteerde een delegatie van het Rijswijkse Atlascollege en het IMC een deel van hun jaarlijkse toneelvoorstelling voor een select gezelschap in de Rijswijkse Schouwburg. Om het moreel tussen de rivaliserende scholen hoog te houden, werd de avond aan elkaar gepraat door cabaretier Sjaak Bral. Met twee leerlingen van het IMC zetelde ik op de eerste rij. Bij Youp van het Hek of Hans Teeuwen zou ik een dergelijk plaatsbewijs bewust hebben gemeden, maar de artistieke habitatten van Bral waren mij in die dagen nog vreemd. Dit zou spoedig veranderen.
“Ga lekker allemaal naar de bar”, sprak Bral, “en neem een biertje. Behalve Kwik, Kwek en Kwak op de voorste rij, die moeten aan de chocomel.
De avond begon goed. Bral haalde wat vrouwonvriendelijke grappen van stal en de leerlingen van beider scholen zetten hun beste beentje voor. Na de tweede presentatie begon Bral een praatje met het publiek en had het daarbij al snel voorzien op drie jongens op de eerste rij. Aan de leerling links van mij had de cabaretier een makkelijke kluif: de arme drommel stotterde. Dit tot groot vermaak van Bral en het aanwezige publiek. De leerling rechts van mij zag daar de humor niet van in en maakte dit hardop duidelijk. Dit presenteerblaadje ging niet aan Bral voorbij. Hij verplaatste zijn aandacht naar het heerschap aan mijn rechterzijde. Persoonlijk had ik al iets te veel cabaret bezocht om het enthousiasme op te brengen mijn buren bij te staan in deze verbale strijd, wat ook Bral niet ontging. “Lekker saai ventje ben jij, met je armen over elkaar”, sneerde hij naar mijn richting en hiermee leek de kous af.
Tijd voor de pauze. “Ga lekker allemaal naar de bar”, sprak Bral, “en neem een biertje. Behalve Kwik, Kwek en Kwak op de voorste rij, die moeten aan de chocomel. Mét een rietje!” Een hilarisch gelach steeg op uit de zaal, tot woede van de mij omringende scholieren. “Na de pauze moeten we hem aanpakken”, stotterde leerling Links. “Ja, we moeten hem echt afzeiken”, viel zijn kompaan hem bij. Ik was het niet met hen eens. Youp van het Hek zei het ooit treffend: “Als ik je uitnodig iets te roepen, moet je júíst je mond houden!” Ik overtuigde mijn metgezellen dat we beter een ludieke oplossing konden verzinnen…
Het “Eureka!” moment schoot pas aan het eind van de pauze binnen. Ik vroeg leerling Links om terug naar de bar te rennen en daar drie lege flesjes chocomel te bestellen. Een minuut later plaatsten wij die gedrieën prominent in het midden van het voorpodium. Mét een rietje…
Deel twee van de avond begon. Bral kwam op en verwelkomde opnieuw ‘zijn’ publiek: “Dames en heren, het is tijd voor het tweede deel van deze a….” Zijn stem stokte en de blik van Bral hield stil bij de drie flesjes voor zijn neus. Hij keek ons aan, richtte zijn blik naar de zaal, ging met zijn ogen terug naar de flesjes en glimlachte uiteindelijk: “Jongens, dit vind ik nou lachen. Echt stijl!” De rest van de avond richtte hij zijn volledige aandacht op de tweede rij van de Rijswijkse Schouwburg.
“Vind je dat nou wel verstandig, vooraan bij Sjaak Bral?”, vroeg mijn tante op moederlijke toon. Gelukkig heeft ze nog ruim drie maanden om aan het idee te wennen. En anders neem ik wel een blikje chocomel mee. Mét rietje!
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.