DEN HAAG – “Dit was de oude dienstingang”, vertelt Provast directeur Peter Coffeng onder het opendraaien van een slot aan het Achterom in Den Haag. “Hier stopten vanaf 1885 de koetsiers voor het afleveren van de bagage. Alleen de gasten mochten via de Passage het hotel binnen. Wisten jullie trouwens dat het Achterom in die dagen eigenlijk een hoofdstraat was voor het ‘gewone’ volk?” De reporter van Radio West, met wie ik deze dag meeloop, knikt bevestigend. Ik krijg deze informatie voor het eerst. Het is februari 2001 en ik kan niet geloven dat dit benauwde straatje, dat nota bene de naam Achterom draagt, ooit een hoofdroute was.
Een paar seconden later staan wij gedrieën in de hal van het voormalig Hotel Du Passage. Projectontwikkelaar Coffeng vertelt nog iets over de ontstaansgeschiedenis van de Passage in algemene zin, maar ik hoor hem niet meer. Met open mond staar ik naar het plafond, waar honderden slierten afgebladderde verfstalactieten wachten tot de zwaartekracht hen eindelijk eeuwige rust op de kale vloerplanken gunt. Het stucwerk onder de monumentale trap naar de tweede verdieping is weg en toont genadeloos de latbedekking achter de treden. In de binnentuin verlangen rijen doorgerotte kozijnen terug naar betere tijden. Rond de incomplete dakgoot is de samenhang tussen het houtwerk op enkele plaatsen zelfs volledig verdwenen. Er is slechts één meevaller: het behang in de eetzaal is stoffig, maar compleet en de onaangetaste open haard lijkt te trappelen om dit vertrek iets van zijn oude warmte terug te geven.
Aangekomen in één van de hotelkamers op de eerste etage dringen Coffeng’s woorden voor het eerst weer tot mij door. Hij vertelt hoe dit hotel in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog een geliefde verblijfplaats was voor buitenlandse prominenten, maar ook voor binnenlandse staatslieden. “Het stond bekend om zijn combinatie van luxe en comfort”, licht de projectontwikkelaar toe. De omgeving staat in schril contrast met zijn woorden. De vloerplanken zijn overgoten met vogelpoep en de muren kaal. De kamer bezit slechts één kleine inlegkast voor kleding en oogt kleiner dan de gemiddelde kinderkamer in een moderne doorzonwoning. “Na de oorlog was dit nog een geliefde pleisterplaats voor PVDA Kamerlid Anne Vondeling”, besluit Coffeng zijn geschiedenisles. Tijd om het pand te verlaten.
Nadat het Hotel Du Passage in oktober 1970 definitief de deuren sluit, lukt het de winkeliers, sinds 1960 gezamenlijk eigenaar van het complex, niet om een nieuwe huurder te vinden voor de vrijgekomen ruimte. De Haagse bevolking is het pand al snel vergeten. Alleen in september 1993 haalt het oude hotel nog één keer de nieuwsbladen, als blijkt dat een groep krakers in het gebouw is neergestreken. Hun verblijf is echter van korte duur. Toch gloort er hoop achter de schermen. In 1989 wordt het voormalig hotel ‘herontdekt’ door de Amsterdamse makelaars Jan Willem van Galen, John Fiszbajn en Ronald Snijders. In de negen jaar die volgen krijgt het trio de Passage pand na pand in bezit, om het tenslotte in december 1998 in zijn geheel te verkopen aan Fortis ARS.
Vanaf dat moment wordt, in samenwerking met projectontwikkelaar Provast, opnieuw koortsachtig gezocht naar en geschikte huurder voor de oppervlakte van het voormalig hotel. In de vijf jaar die volgen enthousiasmeert Peter Coffeng, directeur van Provast, zowel regionale ondernemers als publiek voor zijn project. Hij leidt media rond door het gebouw, benadrukt het potentieel voor A-merken in deze klassieke, overdekte winkelgalerij en spreekt zijn wens uit voor de terugkeer van een viersterren hotel in het hart van de passage.
Op 24 maart 2003 zie ik Coffeng opnieuw. Als stagiair van De Posthoorn mag ik naar een persconferentie waar hij namens Provast en Fortis bekend zal maken dat het met boekhandel Verwijs eindelijk gelukt is de leegte die het hotel achterliet op te vullen. Met een ingrijpende verbouwing in aantocht, krijgen alle winkeliers nog één keer de gelegenheid het gebouw in vergane glorie te bewonderen. Van deze mogelijkheid maakt ook mevrouw Rond, eigenaresse van de gelijknamige juwelierszaak, graag gebruik. Zij is één van de laatste winkeliers die naast het werk ook woont in de Passage en heeft onlangs het aanbod gehad om tegen vergoeding te vertrekken. “Maar ik blijf hier wonen tot ik erbij neerval”, verklaart zij strijdvaardig. Ik maak een aantekening voor een mogelijk artikel.
Als de persconferentie een half uur later daadwerkelijk begint, oogt Coffeng duidelijk opgelucht dat dit na vijf jaar de laatste keer is dat hij zijn verplichte college over de passagegeschiedenis moet geven. Pas als hij voor het eerst de naam Verwijs laat vallen, keert de glinstering terug in zijn ogen. Ook deze redevoering eindigt hij met zijn plannen voor de terugkeer van een viersterrenhotel in de Passage.
Tenslotte is het de tijd voor vragen. Als al mijn ervaren collega’s hun lijstjes hebben afgewerkt, steek ik voorzichtig mijn vinger op. Coffeng kijkt mijn kant op en een beetje onzeker vraag ik of er al een exploitant voor zijn hoteldroom is gevonden. Blijkbaar is geen van mijn vakbroeders de afgelopen vijf jaar op hetzelfde idee gekomen, want de projectontwikkelaar blijft ongemakkelijk lang stil. Even voel ik me heel dom. “Van welke krant was jij ook alweer?”, stelt hij als tegenvraag. “De Posthoorn”, antwoord ik, hopende mijn collega’s niet in diskrediet te brengen. “Dan denk ik dat jij je daar niet druk over hoeft te maken”, luidt Coffeng’s definitieve antwoord. Terwijl de Provast directeur de champagne ontkurkt, voel ik mij écht heel dom.
Nog steeds ontdaan van deze belevenis, vertel ik mijn ervaring de volgende ochtend aan de redactie. Tot mijn grote verrassing staat mijn stagebegeleider vierkant achter de projectontwikkelaar. “Dit soort vragen stellen onze lezers ook niet”, verklaart hij zijn irritatie. Het verhaal van mevrouw Rond vindt hij echter wél interessant en drie dagen later sta ik in de pittoreske passagewoning waar zij van haar levensdagen niet uit wil. Dat haar een aanbod is gedaan om te vertrekken wil ze echter niet zwart op wit in de krant verklaren, opschrijven dat ze een dergelijk gerucht binnen de winkelgalerij heeft horen rondzingen mag wel. Het levert de krant niet het strijdbare verhaal op waarvoor ik naar de Passage was gekomen, maar een interessant kijkje achter de façade van deze monumentale bovenwoninkjes is het zeker.
Rond Juweliers verdwijnt in december 2012 definitief uit de Haagse Passage. De plannen om in 2007 een tweede passage te openen op de plek van het voormalig Marks & Spencer gebouw, worden pas in de herfst van 2014 gerealiseerd. Het viersterren hotel is er, twaalf jaar na het startschot voor de revitalisatie van de Haagse Passage, nog niet gekomen.
Bronnen: Herman Rosenberg, Haagse Courant, 15 september 1993.
Joost Ramaer, De Volkskrant, 19 december 1998.
Hans Schmit, NRC, 18 april 2004.
Copyright Tekst & Foto’s: Marc Tangel, 2003 – 2015
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.