Al jaren gaat onze wijk gebukt onder een onmetelijke parkeerdruk, al had ik daar zelf nauwelijks last van. Aan het eind van een werkdag vond ik vrijwel strijk en zet een lege plek voor ons portiek, maar een nachtelijke uitspatting kon er wel eens toe leiden dat ik minutenlang rondjes moest rijden, eer ik eindelijk een beschikbaar fietsnietje tegenkwam om mijn dierbare tweewieler tegenaan te parkeren. Meestal was die plek zo’n drie straten van mijn huis.
Het stallen van een fiets in de open lucht heeft zo zijn nadelen. De seizoenen botvieren vierentwintig uur per dag hun verwoestende krachten op het hulpeloze rijwiel, dat zich tegelijkertijd kan verheugen op de ongevraagde belangstelling van dubieus handelaarsgespuis. Deze laatste, dagelijkse angst van vele Haagse tweewielerbezitters, heeft de gemeente enkele jaren geleden doen besluiten om, verspreid over de stad, honderdtien fietstrommels te plaatsen: een overdekte ministalling met plek voor drie tweewielers. Voor onze deur staat ook een exemplaar. “Ontzettend handig!”, verzekerde de overbuurvrouw ons. “Informeer anders bij de gemeente of er binnenin nog een plekje vrij is. Ik zie nooit meer dan twee fietsen staan.”
Nu is zo’n wijze raad makkelijker uitgesproken dan ter harte genomen, want zelfs de meest overzichtelijke gemeentewebsite, gecombineerd met de vindingrijkheid van Google, legt het af tegen de menselijke neiging tot gemakzucht. Er gingen dan ook weken voorbij, eer ik de woorden van onze buurvrouw omzette in een daad. Een tevergeefse bovendien, want de beoogde trommel bleek wel degelijk ten volle benut. Slechts een deemoedige plaats op de wachtlijst restte. Groot was dan ook mijn verbazing, toen er vorige maand een gemeentelijk schrijven op de digitale deurmat plofte. Een vrije plek. Het bijbehorende papierwerk werd nog dezelfde dag afgehandeld en de sleutel zou zo snel mogelijk worden toegezonden.
Vorige week was het zo ver. “Hij is er”, sprak mijn vrouw bij het aanreiken van een pakje. Nieuwsgierig maakte ik het open en deed een greep naar de inhoud. Al direct voelde ik de enveloppe met sleutel. “Dan ga ik mijn fiets nu maar even fatsoenlijk stallen”, juichte ik. Buiten ontkoppelde ik het rijwiel van zijn oude parkeerplaats en reed het voor naar zijn nieuwe onderkomen. Ik stak de sleutel in het slot, draaide de cilinder om zijn as en gaf een ruk aan het handvat, waarna de toegangsdeur tot de fietstrommel potdicht bleef zitten. “Waarom lees ik dan ook niet eerst de handleiding?”, vervloekte ik mijn gemakzucht. “De uitvinder van dit systeem is echt niet slimmer dan jij”, verweerde deze zich met ongepaste bravoure. Voor de tweede keer stak ik de sleutel in het slot, nu in een poging de cilinder via de andere kant om zijn as te draaien. Het sluitwerk gaf zich echter niet gewonnen.
Terug in de woonkamer, smeet ik de resterende pakketinhoud op het tapijt. Het tweede velletje papier dat ik opraapte, bevatte het begeerde stappenplan. Maar liefst vier verschillende handelingen bleken nodig om de trommel te ontsluiten. “Dat had jij inderdaad niet verzonnen”, concludeerde mijn aangeboren luiheid spottend. Zuchtend vertrok ik weer naar buiten, waar de derde poging eindelijk succesvol bleek. Gemakzucht mag dan menselijk zijn, toch brengt het ons maar weinig vrije tijd…
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.