Mijn neef werkt bij de Egbert Haan, een kleine kruideniersketen in het Zuidwestelijk deel van Noordoost Nederland. Het filiaal waar hij gesubsidieerd zijn vrije tijd aan opoffert, bevindt zich in de keldergewelven van het eens zo statige warenhuis ‘Het Wespennest’, alwaar kwaliteitsmedewerker Mario een verbeten, doch verloren strijd voert tegen de slijtage en vervuiling die de dagelijkse gang van vijfduizend passanten achterlaat op zijn werkvloer. Naast deze clientèle martelgang heeft Mario het ook ernstig te verduren van zijn collega’s, die het voortdurend sloven van de geplaagde kwaliteitsmedewerker bezien met de nodige minachting. Onder het motto “Daar hebben we Mario toch voor?”, worden etensresten in de kantine nooit weggegooid, blijven gebroken flessen olijfolie onberoerd liggen in winkelpaden en hoopt het stof der eeuwen zich op onder kassameubels. Het toppunt van bacteriële wanorde bevindt zich echter buiten het gezichtsveld van klanten en camera’s. Het behoort tot het privé domein van vrouwelijke Egbert Haan medewerkers die deze ruimte, na gebruik, stelselmatig achterlaten als een waar plaats delict, inclusief bloed aan de muren en andersoortig DNA materiaal op de smoezelige vloertegels. Vooral maandagochtend biedt steevast een droefgeestig decor van uitpuilende prullenbakken vol overvloedig volgezogen maandverband. Bij dit aanzicht op de zesde maandagochtend op rij besloot Mario, na het slaken van een diepe zucht, dat het damestoilet niet langer tot zijn takenpakket behoorde.
Hoewel deze selectieve vorm van werkweigering aanvankelijk wat lacherig door zijn collega’s werd afgedaan, leidde Mario’s wc-staking in de loop der dagen toch tot verdeeldheid binnen zijn collega’s. De eerste groep maakte van de onontkoombare lokroep der natuur een avontuurlijke expeditie naar het klantentoilet in bovenliggend warenhuis ‘Het Wespennest’, terwijl de tweede damesgroep het probleem niet zag en, al dan niet gespeend van atletische vermogens om het ergste vuil te vermijden, gebruik bleef maken van de kleinste ruimte in de eigen keldergewelven.
Deze Status Quo hield twee weken stand, tot teamleidster Sandra, gesteund door een sluimerende blaasontsteking, besloot dat haar nu driemaal dagelijks bezoek aan de bovenburen een ernstige inbreuk maakte op haar recht tot een schone werkomgeving. Zodoende pakte zij de handschoen op en begon een schoonmaakoffensief dat door Mario, met een zucht van verlichting, werd gadegeslagen. Nadat de ruimte door middel van grondig schrobwerk en chemische desinfectie van de ergste menselijke lichaamssappen was ontdaan, liep Sandra rechtstreeks naar huishoudwinkel ‘De Grote Marktkraam’ aan de overzijde van de Brede Bazar Boulevard, waar zij een stevig hangslot kocht. Dit bevestigde zij aan de toegangsdeur tot de vrouwelijke toiletruimte en de sleutel hield ze aan een koord om haar nek. Alleen op aanvraag kon de poort naar het heilige damesdomein nog worden geopend.
Vooral maandagochtend biedt steevast een droefgeestig decor van uitpuilende prullenbakken vol overvloedig volgezogen maandverband.
Sandra’s systeem kende een voorzichtig succes. Er werd door menig dame wel gemopperd dat zij voor ieder pisseplasje naar de servicebalie moest om de benodigde sleutel op te halen, maar de weldaad van geurend potpourri, een schone wc-bril en glanswitte vloertegels vergoelijkten dit ongemak voor de meeste medewerkers ruimschoots. Alleen Hannah, het parttime broodmeisje van de zondagmiddag, had zoveel moeite zich te vereenzelvigen met het nieuwe wc-deurbeleid, dat zij zich, direct na haar dienst, telefonisch in verbinding stelde met de Haandeelhouders, waar zij, bij monde van Jean-Pierre, te horen kreeg dat dit gesloten toiletbeleid inderdaad niet overeenkomstig de arbeidsvoorwaarden van het Egbert Haan concern was. Met trompetgeschal in haar stemgeluid belde Hannah de volgende ochtend naar het werk, om Sandra te verordonneren per direct het slot van de vrouwelijke toiletruimte te verwijderen. Laatstgenoemde gaf zich echter niet zonder meer gewonnen en stormde in één rechte lijn richting het kantoor van filiaalmanager Stefan Otis, om bij hem haar recht op een schone werkomgeving op te eisen.
“Samen zijn ze echt tot een typisch poldercompromis gekomen”, schaterde mijn neef gisteravond tijdens een vroege verjaardagsborrel. “Het eerste toilet is nu altijd vrij toegankelijk, maar wordt om die reden niet langer door Mario schoongemaakt. Voor het tweede toilet heb je Sandra’s sleutel nodig en deze ruimte wordt wél door Mario onderhouden. Nu hebben de dames dus de keus tussen een vrij óf fris toilet.”
“En dat werkt?”, informeerde ik met verbazing over zoveel bureaucratie rond een simpel toiletbezoek. Mijn neef stond op van zijn stoel, liep richting de Bacardi fles op de dranktafel en antwoordde cryptisch: “Bijna. Dat wil zeggen: zolang de dames niet besluiten om, met de sleutels van het tweede toilet in hun schort, tóch op de eerste wc te gaan zitten, werkt deze oplossing eigenlijk best aardig.”
“Dat méén je niet!”, riep ik vol ongeloof. “Tja”, sprak hij schouderophalend, “de waarheid is soms gekker dan jij hem kan verzinnen”, waarna hij een slok nam van zijn welverdiende Bacardi cola…
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.