Zakkendiner

Het kwartet dat aan het tafeltje naast ons zit te eten, bestaat uit een viertal zakenlieden van het kaliber ‘En dat we toffe jongens zijn, dat willen we weten’. Het gesprek dat zij voeren hangt aan elkaar van crypto’s en persoonlijke prestaties op de golfbaan, maar waar hun taalgebruik anders doet vermoeden, verkozen zij deze zaterdagavond een ‘Casual Friday’ look boven hun zondagse pak. Tenslotte voldoen ze na het verorberen van een Chateau Briand ook precies aan het type man dat quasi verbaasd aan de serveerster vraagt of het hier écht geen All You Can Eat restaurant is.

De serveerster weet op haar beurt precies hoe ze met dit soort types om moet gaan. Ze is gezegend met vormen die bij het gemiddelde heerschap zeer warme gevoelens aanwakkeren, maar ze weet ook dat de ware liefde van de man uiteindelijk door de maag gaat. Telkens als zij het tafeltje van de heren passeert voelt ze hun begerige blikken diep in haar rug branden, maar als het gezelschap de vraag of er nog iets na moet zijn met een collectief “nee” beantwoordt, keert ze even later toch terug met de woorden: “Ik breng de kaart toch nog maar even, want jullie zagen er nog zo hongerig uit!”.

Het viertal geeft zich gewonnen en buigt zich over de dessertopties, terwijl mijn vrouw naar buiten gaat voor het nuttigen van een sigaret. Twee van de heren besluiten haar voorbeeld te volgen en het duo dat achterblijft, staart nog een aantal seconden ongeïnteresseerd naar het menu. “Weet jij wat ik vanmiddag gedaan heb?”, doorbreekt de eerste de stilte. Zijn collega bromt ontkennend. “Ik heb de kerstboom opgeruimd”, onthult hij monter. Zijn tafelgenoot lijkt nu plotsklaps op te schrikken uit een boze droom. “Nu Nog?”, roept hij vol verbazing. “Het is inmiddels maart!”. De gespreksstarter lacht en vervolgt nonchalant: “Ach, je weet hoe dat gaat”. Zijn collega schudt het hoofd. “Nee”, werpt hij resoluut tegen. “Ik heb geen idee. Bij mij was de boom begin januari al weg”.

Toen halverwege januari de laatste ophaaldag was geweest, stond die boom nog steeds in onze kamer.

“Eigenlijk wilden wij ook helemaal geen boom”, begint de eerste, “maar mijn dochter kwam 19 december over uit Curaçao en die wilde graag ouderwets Kerst vieren. Dus ik overstag. Echt hartstikke leuk allemaal, maar 29 december moest zij weer terug en zaten wij met die gedecoreerde Nordmann opgescheept. En je kent mijn vrouw, dus toen halverwege januari de laatste ophaaldag was geweest, stond die boom nog steeds in onze kamer. ‘Het is jóúw dochter!’, foeterde ze van de week toen ik er voorzichtig over begon, dus vandaag heb ik dat ding beetgepakt, in de tuin gezet en daarna ben ik hem tak voor tak gaan snoeien, tot ik alleen een kale stam over had. Die heb ik tenslotte ingegraven, zodat ik er van de zomer mooi naar kan kijken. Als een soort symbolische overwinning”.

Zijn collega lijkt diep onder de indruk. “Daar drinken we op!”, besluit hij en wenkt de serveerster. “Mag ik nog een gin tonic en voor mijn vriend hier een Bacardi cola?”. De serveerster knikt, herhaalt hardop de bestelling van de gin tonic en loopt dan weg van het tafeltje. “Ho! Ho! Je vergeet de baco voor mijn vriend hier!”, roept de man haar na, maar dan draait de serveerster zich resoluut om. “Pas maar op dat ik geen baco uit onze gereedschapskist voor je haal”, glimlacht ze vilein. De mannen besluiten wijselijk zich weer op het menu te storten.

“Is er iets”, vraagt één van de teruggekeerde collega’s als bij binnenkomst zijn tafelgenoten in gespannen stilte aantreft. “Nee, niets”, antwoordt het achtergebleven koppel in koor, waarna één van de twee bedachtzaam aanvult: “maar misschien is het wel beter als jij straks om de rekening vraagt”.

Leave a reply